Artikel: Waarom een voor de hand liggende aanpak vaak niet werkt in coaching
In de trainingen die ik verzorg in het kader van de NOC*NSF opleiding Master Coach in Sport zitten ze gebroederlijk naast elkaar: de studentikoze roeibondscoach en de ervaren schaatstrainer. De rationele hockeycoach en de intuïtieve volleybaltrainer. De bedachtzame bondscoach zeilen en de strak afgetrainde zwemcoach. Gretig wisselen ze ervaringen uit rond de theorie over communicatie die we bespreken. Naarstig op zoek naar wat in een bepaalde situatie wel of niet werkt. Hoe bereik je die sporter? Hoe voorkom je dat je zijn verantwoordelijkheid overneemt? Dan neemt de mentor van de groep het woord.
Peter Murphy schreef in 2007 samen met Jan Huijbers ‘Totaalcoachen’. In dit boek, dat zich richt op sportcoaches, maar ook voor business coaches waardevol kan zijn, presenteren zij Action Type®, een aanpak gebaseerd op de Myers Briggs Type Indicator (MBTI). Geheel naar de geest van het boek wijst Peter er nog eens op dat mensen verschillende voorkeursstijlen hebben en dus ook gebaat zijn bij verschillen in aanpak:
geen ‘one size fits all’.
Dit doet mij denken aan de psycholoog Paul Ware (1983). Hij beschrijft dat ieder van ons een voorkeur heeft voor één van de dimensies ‘
denken’, ‘
doen’ of ‘
voelen’. Ware noemt dit de ‘
open door’. Via deze ingang maak je als coach gemakkelijk contact. De coachee vertelt hoe hij over de dingen
denkt en de coach vraagt daar op door en samen zoeken ze eventueel naar andere manieren van
denken. Dit voor de hand liggende aansluiten bij de voorkeur kan in coaching echter regelmatig niet voorkomen dat de coachee toch komt vast te zitten. Als coach kan je blik dan zo maar zwenken naar de dimensie die de coachee juist niet lijkt te gebruiken: hij rationaliseert alles, maar zou het hem niet helpen als hij zich eens bewust wordt van zijn
gevoelens! Dus nodig je de coachee uit om die weg op te gaan. En daar breekt het lijntje! De interesse van de coachee neemt af. Ware noemt dit de ‘
trap door’. Met zijn voor de hand liggende aanpak, tap eens uit een ander vaatje, trapt de coach in de val. De coachee
denkt graag. Dat brengt hem voordeel en controle en tegelijk organiseert de coachee al
denkend zijn eigen weerstand tegen verandering. Op basis daarvan is het geen gekke gedachte om iets anders te proberen, zeker als zo duidelijk is wat de coachee achterwege laat. De uitnodiging om uit een heel ander vaatje te tappen, hoe voor de hand liggend objectief gezien, is echter simpelweg te onveilig. De coach kan beter richten op de derde deur, de ‘
target door’. In het voorbeeld is dat het ‘
doen’. De coach kan de coachee beter uitnodigen om, als zijn
denken hem niet brengt waar hij wil komen, dat even te laten voor wat het is en te proberen iets (anders) te
doen.
Voorbeeld: een directeur heeft een voorkeur voor
denken. Toch slaagt hij er niet in om vooraf te bedenken wat de reacties van de voorzitter van de Raad van Toezicht zijn. Dit leidt tot spanning en misverstanden. De vergaderingen met de Raad van Toezicht zijn zwaar voor de directeur. Doorvragen op de
gevoelens die dit oproept levert slechts op dat hij zich terugtrekt. Iets
doen, in dit geval het voeren van enkele diepgaande gesprekken met de betreffende toezichthouder over zijn kijk op de onderneming, de omgeving en op wat toezicht houden inhoudt, zorgt voor meer begrip over en weer en verbetert de werkrelatie.
Huybers, J. & P. Murphy (2007).
Totaalcoachen, begeleiden met Action Type. Arko Sports Media, Nieuwegein
Ware, P. (1983). Personality adaptations: Doors to therapy.
Transactional Analysis Journal, 13 (1), 11-19.